woensdag 25 mei 2011

Motivatie voor wiskunde

Ik ben in mijn vroege jaartjes op het JVO niet altijd gemotiveerd geweest en tegenwoordig ben ik ook niet elke keer gemotiveerd, dat hangt er van af.
Maar om te beginnen moet ik zeggen dat het kiezen van wiskunde B en daarbij ook nog wiskunde D, mijn motivatie voor het vak wiskunde in zijn geheel vergroot heeft.
In de onderbouw, vond ik wiskunde  niet leuk. Ik maakte dan wel telkens braaf mijn huiswerk. Maar was niet blij met mijn cijfers, het tempo waarmee de stof werd behandeld en door de klas kon ik niet goed opletten tijdens de uitleg, hierdoor onstond dat ik gedemotiveerd werd. Ik had dus nog duidelijk een achterstand bij wiskunde en begreep nog weinig. Dit kwam ook door het slechte onderwijs dat mij is gegeven op de basisschool. Nog steeds heb ik moeite met hoofdreken, omdat daar nooit heel erg veel mee gedaan is op de basisschool. En om eerlijk te zijn is er over het vak "rekenen"(in die tijd) weinig aandacht besteed. Dus zoals ik al zei, op de middelbare school in de onderbouw had ik moeite de stof bij te houden. Ik maakte altijd de sommen, maar dacht er nooit bij na, ik ging dus nooit echt een logische verklaring ervoor zoeken. Ik loste alle sommen op als een soort machine. Toen we voor de profielkeuze een beoordelig van de docenten kregen voor hoe zij vonden dat de leerlingen presteerden voor hun vak. Bleek dat wiskunde B en D allebij een optie waren voor mij (wiskunde B was beoordeeld met ++ en wiskunde D met +). Gezien de omstandigheden heb ik voor beiden gekozen. In de 4e , toen ik wiskunde B had, begonnen steeds meer lampjes te branden en ging ik meer en meer nadenken bij de sommen, en kon ik mezelf inbeelden hoe de x^2 er uit ziet en wat er nou precies bedoeld wordt met een helling. Ik kon zelfs heel makkelijk de wiskunde B toepassen op de natuurkunde, waar ik vele voordelen aan over heb gehouden. Maar ook een belangrijk aspect voor waarom ik wiskunde B zo leuk vond was, omdat er logica achter zat. Het begon dan allemaal wel met sommetjes. Maar alles wat je berekent is ontzettend logisch. En daardoor wordt het toch een stuk leuker, als je erachter komt dat het klopt. En dan wordt het helemaal leuk als ik erachter kom dat het op meerdere manieren kan kloppen. Na de simpele sommetjes komen de meer puzzelachtige sommen die een soort raatseltjes zijn eigenlijk. Hiervoor moest je echt je hersens gebruiken, en daardoor begon ik wiskunde huiswerk zelfs bijna leuk te vinden.
Nu in de 5e gaat het helaas niet meer zo makkelijk allemaal. Dat komt, omdat er (bijvoorbeeld bij primitieven) zo ontzettend veel regels zijn dat ik het niet allemaal meer kan onthouden. Zo wordt het vaak te lastig om helder te kunnen nadenken bij een som. Bijvoorbeeld: bij het primitieveren van een moeilijke arcsin(iets meilijks met x) . Hierbij moet ik eerst gaan kijken op welke manier hij anders geschreve kan worden, daarna op welke manier hij geprimietiveerd kan worden en dan ook nog eens rekening houden met alle regeltjes.... Dit wordt soms wat te veel voor mij.
Maar het feit dat ik wiskunde D heb, motiveerd op de een of andere manier weer om wiskunde B beter te doen. Omdat bij wiskunde D de wiskunde bijna academisch is, leer ik op een andere wijze te denken en makkelijker wiskundige informatie op te nemen. Bovendien begrijp ik moeilijkere stof veel makkelijker bij wiskunde B dan voordat ik wiskunde D had.

Helaas is wiskunde D wel vaak een niveautje te hoog voor mij, natuurlijk realiseer ik me dat er maar een heel klein percentage in Nederland is die wiskunde D doet, waarvan ik er een ben. Toch voel ik mijzelf een beetje als het dommertje van de klas. Dit komt omdat ik veel moeite heb met de stof begrijpen en omdat de uitleg langzamer tot mij doordringt (ik moet er langer over na te denken om het te begrijpen waar het uberhaupt over gaat). Maar ondanks dat ik zo traag ben van begrip, begrijp ik uiteindelijk de stof van wiskunde D wel. En zoals ik al eerder zij heeft het mij zekerder gemaakt in het vak wiskunde B.

De reden dat ik wiskunde B en D heb gekozen? Ik heb al heel lang geleden het idee gehad om later architect te worden. Dit idee ben ik lange tijd vergeten (laten we zeggen vanaf dat ik naar het JVO kwam). Pas toen ik vorig jaar naar studies begon te kijken, kwam ik erachter dat ik bouwkunde heel erg interessant leek, en toen moest ik weer aan de toekomstdroom van mijn verleden denken (architect). En voor bouwkunde wordt in ieder geval wiskunde B vereist en zelfs wiskunde D wordt erg geaprecierd als de toekomstige men dat heeft gehad op de middelbare school. Ik moet wel eerijk bekennen dat ik hieraan niet dacht tijdens mijn profielkeuze. Nu mag ik dus wel spreken van geluk dat ik wiskunde B en D heb gekozen want dat kan nog heel wat voordelen hebben. Bovendien is zowel wiskunde D en B erg handig in de natuurkunde, de vectoren bijvoorbeeld en de stijlheid van grafieken (differentiëren).

Maar ik heb wiskunde D niet gekozen omdat het zo mooi is, dat heb ik wel gedaan bij wiskunde B. Want ik vond al die regeltjes (zoals ik al eerder heb uitgelegd) zo fijn en dat je op verschillende manieren op een uitkomst kan komen.
Wiskunde A vind ik niet logisch. Kansrekening is daarom ook absoluut niet mijn ding. Ik vind het bovendien ook tamelijk onzinnig om een kans van iets uit te rekenen. Want ookal is er een kans van 75% dat er iets gebeurd, dan moet je toch altijd rekening houden met de 25% dat het niet gebeurd? Dus je kan maar beter altijd rekening houden dat hetgene wat je wilt niet gebeurd, in plaats van goede hoop te halen uit een kansrekening die maar liefst aangeeft dat de kans op geluk in je leven (bijvoorbeeld) 55% is. Want als je rekening houdt met een ongewenste uitkomst van iets, zul je een verdraagzamer leven hebben (althans zo zie ik het dan).

In de onderbouw was mijn reflectie als volgt;
ik presteerde matig op toetsen, maar kon zelf ook wel zien dat dat niet aan mij kon liggen. Het was vrij hopeloos realiseer ik me nu: en een slecht onderwijs op de basisschool, op de middelbare school kon ik vaak niet meedoen met de uitleg omdat de klas te rumoerig was en ik had een houding van "alle sommen oplossen aan de hand van de regeles". Het laatste aspect kwam ik in de 4e achter (toen ik wiskunde B kreeg) en heb dit dus meteen verbeterd. Met mooie resultaten als gevolg. Bovendien heb ik geen last meer van een achterstand.
In de 5e heb ik niet hele hoge cijfers gehaald voor wiskunde B, vaak 6'jes, soms een uitschieter naar de 7, maar ook vaak genoeg een 4 of 5. Lange tijd was mij dit een raadsel - deze matige cijfers- ik deed telkens mijn huiswerk, begreep de theorie helemaal en tijdens het oefenenen voor de toets kon ik ook alles. Alleen tijdens de toets leek het net of ik dicht klapte: ik kwam niet meer uit de sommen. Wat de reden is, is iets waar ik nooit over nadacht, maar wat ik automatisch altijd deed. Ik hield namelijk het antwoordenboek naast mijn schrift terwijl ik de sommen maakte. Niet dat ik het helemaal overschreef hoor! Maar telkens wanneer ik mij niet zeker voelde of ik wel de juiste stap nam, kon ik gelijk in mijn antwoordenboek kijken of het klopte. En zo ben ik meer en meer afhankelijk geworden van mijn antwoordenboek.
Tegenwoordig probeer ik dat af te dwingen door eerst de hele som te maken en echt dan pas te gaan kijken in het antwoordenboek of dit klopt. En poef! De 7'ens komen terug!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten